30
De verdedigingsbrug behoort tot de houten bruggen, in het
bijzonder tot het type „beweegbare" brug.
Uit haar is onze wipbrug voortgekomen. Hierover straks.
Voordat men tot het bouwen van bruggen kwam ik ver
telde het reeds geschiedde de verbinding over vaarten
door middel van vletten en pramen. Dit leidde tot de over-
haalveren. Zij behooren tot de groep: „ponten".
Wat hebben ponten nu met bruggen te maken? zult gij
zeggen. Zij behooren toch tot de schepen. Doch zoodra gij
u bezint op de beteekenis van het woord „pont", over zijn
ontstaan, zal het niet meer zoo vreemd zijn ponten tot de
bruggen te rekenen. Want de vorm der pont is niet die van
een werkelijk schip; het is hoogstens een platte schuit met
0.60 m diepgang zonder kiel en zonder voor- en achter
steven, waaraan wij ook den naam „bak" geven. Dat is
een aan het Gallisch (waaruit het Fransch is ontstaan)
ontleend woord: „bag" of „Bak", in het Gallisch (Iersch)
„Bac", in die talen het woord voor „veer", „pont". Julius
Caesar gebruikt voor het platboomsche vaartuig het Galli
sche woord „ponto", dat wij vertalen in „ponton", „pont",
„schouw". Dit laatste typische Hollandsche woord in zijn
beteekenis van: „dat, wat wordt voortgeboomd" (het werk
woord „scaldan voortboomen), doch dat evenzoo be-
teekent „open schuit" (scalte of scalde) wijst op het pri
mitiefste overzetveer „de vlet". Worden vletten op afstan
den naast elkaar gelegd, daarover balken en een plankier
aangebracht, dan worden zij tot brug: de „vlotbrug" of
„schipbrug". Een aardige illustratie hoe een schip tot brug
wordt, is te zien naast de Hembrug. Daar was tot in 1912
een stoompontverkeer over het Noord-Hollandsch kanaal.
De vele ponten, die het drukke verkeer met de Zaanstreek
onderhielden zijn nu in hun verlengde aan elkander gereid
en zoo tot schipbrug gemaakt, tot de tijd komt, dat zij weer
gaan varen. „Pontons" noemen wij de drijvers of de boot
jes. waaruit de schipbrug is samengesteld, zooals wij in de
schipbrug over den Rijn bij Arnhem zulk een mooi exem
plaar hadden. (Afb. 14).