gebleven. Het niet aanvaardbare van dit type ligt in het
ondoorzichtbare scherm dat er .door in het stadsbeeld
wordt geplaatst. Het Amsterdamsche stadsbeeld vraagt
openheid. De afbeeldingen der Amsterdamsche bruggen
bewijzen de waarde van het doorzichtige.
Bij de uitvoering der brug over de Heerengracht in de
Vijzelstraat heeft Van der Mey in het geheel geen opge
trokken landhoofden gemaakt. Daarentegen heeft hij in
zijn, eveneens in 1918 gemaakt ontwerp voor de verbree
ding der „Munt"brug aan den kant van het Singel een
gelukkigere oplossing gevonden. Hier is aan de eene zijde
het opgemetselde landhoofd in verbinding gebracht met
den „Munt"toren, aan de andere zijde is het landhoofd
uitgewerkt tot een uit het water oprijzende kiosk van veel-
hoekigen vorm.
Deze opvatting van Van der Mey heeft een goede nawer
king gehad. Het architectonische eindigen der leuning is
gebleven, niet meer ver op de brug doorgetrokken, doch
grootendeels teruggetrokken op den walmuur.
De Architect van den Dienst der Bruggen, P. Kramer,
heeft hierop vele variaties in eigen vorm geschapen. De
eerste vielen wat te druk uit, b.v. de brug over de Singel
gracht in het Leidscheplein. Een collega merkte, nadat zij
gereed was, geestig op: „zeg Kramer, wanneer zet je die
paaltjes eens op hun plaats", doch ten slotte zijn er dooi
den Dienst der Bruggen fraaie, eenvoudiger exemplaren
gemaakt, b.v. de Lyceumbrug, de brug met het Paard in
de Noorder-Amstellaan, de brug bij het Stadion, de brug
over de Mauritskade in het Weesperplein. Geen enkele
der nieuwe bruggen is hetzelfde in haar details; één stroo-
mende phantasie! Veel draagt daartoe bij een belangwek
kend stuk beeldhouwwerk.
Amsterdam kan bogen op een ware bruggen-cultus. Zij is
gegrondvest op een innig samenwerken van Ingenieur en
Architect.
Aan het eind van het hoofdstuk: „De overige steenen
wulfbruggen in den lande" wees ik op de Middeleeuwsche
bebouwde brug, een voorbeeld, dat hier in Amsterdam
119
V