Naast het zinrijke, poëtische wekt deze legende in ons het
begrip van de geestelijke functie der brug naast het begrip
van de materieele functie.
Hierin ligt het grootsche, het universeele der brug.
Bij het philosopheeren over het wezen der door den mensch
geschapen vormen is de vraag, of er verband tusschen die
vormen en de Natuur bestaat, wel de diepstgaande vraag.
„Natura Artis Magistra", „de Natuur is de leermeesteres
der kunst", is een wijze uitspraak, het overdenken waard.
Doch hoe moeten wij dit verstaan?
Moeten wij de Natuur navolgen in den zin van nabootsen?
Zou dan de, in de Oudheid geldende spreuk: „Ars simia
naturae", „Kunst is het na-apen, het nabootsen der Na
tuur", juist zijn?
Hoe is het verband tusschen de Natuur en Kunst?
Jn den loop der tijden zijn daarover de meeningen uiteen
loopend geweest, vooral ten opzichte van beeldhouw- en
schilderkunst. Het is hier niet de plaats daarop in te gaan.
Ik raad iedereen aan te lezen: „Verbeelding en voorstel
ling, de ontwikkeling van het kunstbesef" door Dr G. J.
Hoogewerff 1939, uitgave Wereldbibliotheek.
Iets moet ik er toch over zeggen.
Vinden de vormen, door den mensch geschapen hier
onder begrepen de z.g. technische werken haar voorbeel
den in de Natuur?
Of minder absoluut uitgedruktgeven voortbrengselen der
Natuur aanleiding tot het scheppen van zulke vormen?
Wij kennen voortbrengselen der Natuur, welke zich als voor
beelden aanbieden b.v. als de meest abstractede kristallen.
Er zijn ook andere. De schilder-architect-archaeoloog-schrij-
ver Viollet-le-Duc (1ste helft der 19de eeuw) geeft in zijn
boeken vele rake opmerkingen. Om de krachtigste vor
men te bestudeeren, zegt hij, moeten wij voorover op den
grond gaan liggen. Dan zien wij tusschen de grashalmpjes
fijn onkruid, wier vormen bijzonder spiritueel zijn, lenig
en vol spankracht. Dit is fijn opgemerkt. In het algemeen
leeren wij van gekweekte planten op dit punt minder.
10