„vrouwspersoonen, onderscheiden zijn." Deze waren in
mijn jeugd nog in gebruik.
De oude houten bruggen waren voorzien van houten leu
ningen. Gij yindt dit heel gewoon, doch na 1661 werden
die houten leuningen vervangen door ijzeren leuningen,
gegoten ijzeren balusters verbonden door twee of drie
ronde ijzeren staven, een model, dat wij zoo goed van onze
steenen wulfbruggen kennen. Men vond dat in die dagen
een groote verbetering, „luchtiger en sierlijker". Dit is het
ook. Ik noemde het „doorzichtiger". Dit type leuning is
het minst opvallend. Hoe goed het is, wordt wel bewezen
door het door eeuwen heen, tot zelfs in dezen tijd, blijven
gebruiken van dit model.
Enkele steenen brugjes met houten leuningen zijn nog te
vinden, b.v. in Zuid-Holland over den Ouden Rijn. Gezel
lige exemplaren zijn het; zij passen meer in het landschap,
dan in het stadsbeeld. Toen Amsterdam nog omstreeks
1600 een stadje was, zullen de houten leuningen op de
enkele steenen bruggen gezellig hebben gestaan; doch toen
zij in de tweede helft der 17de eeuw een metropool werd,
het aantal wulfbruggen vermeerderde, maakten de ijzeren
leuningen de brug monumentaler.
Dit zij genoeg over de oude bruggen van Amsterdam.
Voordat ik de hedendaagsche Amsterdamsche met U ga
bekijken voel ik mij gedrongen, op gevaar af toch te lang
bij de Amsterdamsche brug stil te staan, nog een bruggen-
constructie te bespreken, die alleen in Amsterdam was te
vinden d.i. de brug met het „oorgat".
„Wat is dit?" zult gij vragen.
Het was een inrichting aan enkele bruggen, waardoor sche
pen met staanden mast door de brug konden varen. Uit dit
gebruik is duidelijk, dat „oor"gat oorspronkelijk „door"-
gat heeft geheeten.
De oorgaten zijn verdwenen. Tot wanneer zij hebben be
staan, heb ik niet kunnen nagaan.
Jan Wagenaar schrijft in 1765 in zijn „Beschrijving van
Amsterdam", dat de stadstimmerman Hendrick Jacobsz.
100