noemd „Koningsgracht", stond voordien in de omwalling
van het oude Amsterdam een vierkant houten toren, waar
in een poort. Voor die poort lag een houten vestingbrug.
Na den uitleg van 1601 bouwde de stadstimmerman Hen
drik Jacobsz. Staets in 1602 aan de Zuidzijde der houten
poort een binnensluis. In 1606 werd, ofschoon Staets in
1602 de spits opgeknapt had, de Jan Roodenpoortstoren
vernieuwd naar het ontwerp van Hendrick de Keijser door
een ommanteling in baksteen en, zooals Jan Wagenaar mee
deelt, „met een hooge spits, uurwerk en slagklok voorzien,
also de buurt hieromtrent het gerijf van den Stadhuisklok
miste". De stadhuistoren was namelijk in dat jaar wegens
bouwvalligheid gesloopt en de slagklok naar den nieuwen
Jan Roodenpoortstoren overgebracht. Zoo hield men in die
dagen oude klokken in eere! Zij werden niet versmolten!
De toren nu stak uit in de gracht. Na den grooten uitleg
van 1612 was de sluis van geen nut meer, doch bleef tot
1648 bestaan. In dat jaar verbouwde Leeghwater de sluis
tot brug. Hij verbreedde haar, maakte haar zóó breed, dat
zij aan weerszijden om den toren greep en het leek alsof
de toren op de brug stond.
Aan zulke zeer breede bruggen is Amsterdam rijker dan
eenige andere stad. Wordt bij de nieuwste verbouwde of
gebouwde bruggen hier ter stede de maat van 30 m
breedte bereikt de brug over de Singelgracht voor het
Leidscheplein meet 29.50 m, die over de Singelgracht
voor het Weesperplein zelfs 34 m onze oudste breedste
bruggen hebben de volgende afmetingen: de brug over
het Singel voor de Oude Leliestraat de Torensluis
45.38 m, de breedste in zijn soort der wereld, de brug
over het Singel bij de Munt meet zelfs 64.50 m; terecht
heeft zij den naam „plein" gekregen.
In mijn jeugd bestond er nog zoo'n breede sluis, die over
den N.Z. Voorburgwal vóór de Nieuwe Kerk. Zij werd in
1658 en 1659 gebouwd. „Dit is een overkundig en geweldig
98
Deze en meer gegevens dank ik den heer Ir A. van Walraven,
Hoofd Afd. Bruggen van den Dienst der Publieke Werken.