wijzen: Geef deze flauw gebogen lijn nooit, al is het
maar nog zoo weinig, den accoladevorm.
De Jordaner noemt zijn brug „sluis". Hij springt eigen
aardig met de namen om, want de gracht heet „burgwal",
de kaden aan weerszijden van het water daarentegen
„gracht". De zegswijze is dan ook: hij woont op de Hee
rengracht, niet aan de Heerengracht. Verschillende grach
ten dragen den naam met „burgwal", o.a. Kloveniersburg
wal (de oude stadsgracht). Constantijn Huygens, wiens
dichtregel: „Tweemaal Venetië, waar is het einde van Uw
wallen" ik reeds aanhaalde, meent eveneens de grachten.
Het is dus een Oud-Hollandsch woord, dat in de volkstaal
blijft voortleven. Uit de boeken uit dien tijd spreken de
schrijvers deftig van „bruggen". Ook het woord „sluis"
gebruiken zij goed. Een brug met voortgezette land-
hoofden, zooals o.a. de brug over de Leliegracht voor de
Prinsengracht, of voortgezette middenpijlers, zooals o.a.
de brug over het Damrak voor de Nieuwe Brugsteeg, waar-
tusschen twee stel sluisdeuren zijn aangebracht, een com
binatie dus van brug en sluis, heet „sluis". Wij gebruiken
nu nog den naam „Hoogesluis", welke in het geheel geen
sluis was en ook officieel den naam droeg van „Amstel-
brug".
In het begin van de 18de eeuw waren er 17 binnensluizen.
Later zijn bij verscheidene de deuren er uit gelicht, om
dat deze sluizen geen dienst meer deden, doch de naam
bleef, b.v. „Torensluis", „Doelensluis", „de Grimnesse-
sluis", „Osjessluis". 't Is dus begrijpelijk, dat de naam
„sluis" op de brug is overgegaan.
De „Torensluis" is een merkwaardige brug, oudtijds 120
Amst. voet 33.97 m breed. (Afb. 64). Nog merk
waardiger: wij kennen den naam van den bouwer. Het is
de beroemde, veelzijdige ambachtsman Jan Adriaansz,
bijgenaamd Leeghwater Aan het Singel, eertijds ge-
Wie meer over dezen grooten man wil weten, leze het vlotgeschre
ven boekje „Een timmermanszoon wint land" door Max van
Amstel.
97
Bruggen 7