ALGEMEEN E BESCHOUWINGEN
In een, door zes schrijvers geschreven boekje, getiteld
„Bruggen" in 1939 uitgegeven door de „Torentrans" te
Zeist, onder auspiciën der V.A.N.K. (Vereeniging voor
Ambachts- en Nijverheidskunst), heeft wijlen Dr J. D. Bie-
rens de Haan een „phantasie over de brug" geschreven,
een diepzinnige beschouwing over het „hier" en den „an
deren kant".
Toen er nog geen bruggen waren, zoo zegt hij, was er aan
den oever van den breeden stroom een man van groot for
maat: Christophoros, die de reizigers over den stroom
droeg. Hij was met beide zijden van het water bekend en
zoo een levende verbinding tusschen het „hier" en den
„anderen kant". Bereidvol, als was het een offer, bracht hij
de menschen over.
Eens stond er een kind aan den anderen oever, dat hem
vroeg of hij het wilde overdragen. Christophoros nam het
kind, licht als een veder op zijn breede schouders. De reus
droeg het als een teederen last. Wonderbare gevoelens van
liefde doorstroomden hem. Bij eiken stap verder werd zijn
last echter zwaarder; met moeite bereikte hij het „hier".
Toen besefte hij de ware wereld naar de wereld van den
schijn te hebben gedragen. Het was den Christos, dien hij
tot de menschen had gebracht. Hijzelf was tot waar mensch
geworden.
Door het volbrengen zijner taak, had hij een groot werk
gedaan. Er was een brug geslagen. Dat op enkele bruggen
de beeltenis van den Christophoros prijkt, als symbool van
de beteekenis der brug, is dus vol diepen zin.
Gewoonlijk vinden wij bij de Grieken de schoonste ver
beeldingen in poëtischen vorm. Bij hen zet de veerman
Charoon in zijn boot de heengeganen over de Styx; de
Middeleeuwsche legende van den Christophoros wint het
ditmaal in beeldrijkheid: de mensch zelf, die, als Christo
phoros, den last op zich neemt een waar mensch te willen
worden.
9