Multatuli zegt in zijn „Ideeën", dat de Natuur humoris
tisch is, omdat zij „dom-natuurlijk" is. Maar wat zou hij
zeggen bij het zien van bijgaand plaatje? Zou hij niet
moeten bekennen; „zoo vergoeilijkt de Natuur de domheid
van den mensch?" Welk een liefderijke hand heeft de Na
tuur! Leelijkheid kan zij niet zien. Door regen en wind
trekt zij een patina er over, dat is: brengt poëzie. En zelfs
een enkele maal tooit zij den leelijken vorm, vergeestelijkt
hem; sneeuwvlokken dwarrelen neer, zetten zich neer, ge
ven er nieuwen vorm aan. 't Beeld wordt dan monumen
taal, of grotesk. (Afb. 61).
Wat de brug over de Prinsengracht werd aangedaan, was
ook het lot van vele andere bruggen.
Het meest is vernield in de periode 1876—1885; vooral
het jaar 1883 kunnen wij met een zwarte kool aantee-
kenen.
In dien tijd was men te zeer bevangen door de zucht mo
dern te zijn, dan dat men oog kon hebben voor de waarde
der scheppingen uit de voorafgaande tijdperken. Aan die
zucht is heel wat ten offer gevallenWare nu, hetgeen die
tijd voortbracht van dezelfde waarde geweest, dan zouden
wij ook zijn werken als historische verschijning waardee-
ren en willen behouden. Doch neem b.v. de in 1883 ver
nieuwde ijzeren brug over het Singel voor de Lijnbaans-
steeg (Afb. 63), of het „Pastoorsbrugje" over de Keizers
gracht in de Brouwersgracht. Bekruipt U bij het zien der
afbeelding ook niet het verlangen haar te doen verdwij
nen? Hoe steekt deze in haar schrielheid toch verwarrend
werkende constructie af tegen de geslotenheid en eenvoud
der bij haar aansluitende baksteenen brug over den
Blauwburgwal. De ongewilde demonstratie van wat is be
dorven en wat in 1914 lofwaardig is hersteld, werkt bijna
belachelijk. En dan te bedenken, dat een geestige houten
wipbrug de vlag heeft moeten strijken voor dit ijzeren
„mirakel".
Met de er vlak bij gelegen brug over het Singel over de
Korsjespoortsteeg was hetzelfde gebeurd in 1883, doch de
93