de armstoelen met lagen rug soms kussentjes als
plaatselijke bekleeding. Zij grijpen dan niet meer
over den armstut heen, doch golven geleidelijk
daarin over.
De kinderstoel volgt als verkleinde uitgave den
armstoel.
Het krukje of tabouret is een stoel zonder leuning
en volgt de vormverandering van dezen.
De zetel leeft nog voort in den statiestoel, die als
representatie meubel meer luxueus en grooter is.
In hoofdzaak onderscheidt hij zich gradueel en niet
essentieel van den gewonen armstoel. Hoewel in
Frankrijk sinds het 2e kwart der eeuw ook andere
typen van armstoelen voorkomen, die tot de zetels
kunnen gerekend worden we denken aan jie
„bergère" zoo dienen deze niet voor statie doch
voor het intieme familieleven. Bij ons worden deze
vóór 1750 nog niet gemaakt, doch wel ingevoerd,
zoodat ze buiten bespreking blijven in dit tijdperk.
De bank is een zitmeubel voor meer personen. Zij
behoudt haar eenmaal verworven vorm qua bouw,
die bestaat uit een gladde houten zitting, lage rug
leuning en voluutvormige wangen. Al deze onder-
deelen kunnen gebeeldhouwd zijn, nu eens open
gewerkt, dan weer als relief op vasten achtergrond.
Als een geliefkoosd motief zien we aan de houten
zitting een afhangende lambrequin, draperie of
franjevorm, ontleend aan soepele stof, in stug hout
gestoken. Op de rug- en zijleuningen geeft men
meer de voorkeur aan de steeds te varieeren
acanthusranken. Nu eens in blank hout, dan weer
geverfd in groen met goud, zijn deze banken bij
zonder gewild in gangen.
In dit tijdperk ontwikkelt zich een nieuwe vorm
86