de Wit is hiervan wederom de voornaamste meester.
Het geheele stucplafond begint in dezen tijd
eveneens de aandacht te vragen. Zware lijsten,
afwisselend recht en gebogen deelen daarbij het
vlak in velden, die elk voor zich met weelderig
lofwerk, veelal ter plaatse gemodeleerd, zijn ver
sierd. Het is vooral Daniël Marot geweest die op
het maken dezer stucplafonds stimuleerenden in
vloed gehad heeft. Onder onze eigen krachten
mogen met eere genoemd worden Schynvoet, Van
l.ogteren, (Hans) Jacob en Hendrik Husley.
De schoorsteen als hooge kap gedragen door con
soles of op staande wangen al of niet met kolom
men, heeft vrijwel zijn roem overleefd. Practischer
voor een goede rookleiding en het minder direct
afvoeren van warmte is het nieuwe type uit
Frankrijk afkomstig, dat vooral door Marot's toe
doen ingang vindt. Hij bestaat uit een voor den
wand staande lage nis, waarin de kleinere blokken
hout, turf en steenkolen in ijzeren vuurkorven wor
den gestookt. Aanvankelijk is de voorzijde be
kleed door een rechthoekige omlijsting met krach
tige profileering. In het 2e kwart der eeuw wordt
de bovenkant een meer gebogen onderbroken lijn.
Bij de eenvoudige huizen is dit alles van stuc of
hout; bij de rijkere vertrekken zijn deze mantels
van donker, later van lichter marmer dat veelal een
conglomeraat of opeengehoopte structuur heeft.
De overstekende kroonlijst, volgens een klassieke
ordonnantie ontworpen, ziet men nog slechts in
het begin der eeuw, doch spoedig verdwijnt zij.
De daarboven opgaande steenen boezem bestaat uit
een laag onderstuk en een hoog bovenstuk. Het
eerste heeft een recht of gebogen omsluiting met
71