men veelvuldig „grauwtjes" of „grisailles" in de
plaats komen, schilderingen nabootsend laag- of
hoogrelief in marmer, stucco, terracotta of een
enkele maal in hout. Bij deze „en camaieu" als
een camée of gesneden steen) geschilderde stukken,
is de werking gebaseerd op nuances van één kleur,
jacob de Wit (1691 1756) is de beste meester
en naar hem noemde men ze ook „Witjes", hoewel
ze, behalve in wit en grijs, ook in terracotta,
bismuth en andere kleuren zijn uitgevoerd.
Ook de vensters in het vertrek houden verband
met de lambrizeering. Zij worden met een geprofi
leerde lijst omtimmerd en hebben lage venster
banken, die als zitje kunnen ingericht zijn. Waar
de vensterluiken vervallen, past men ter afsluiting
blinden toe, die samengeklapt in de diepe dagkan
ten links en rechts geborgen worden. Was reeds'
op het eind der vorige eeuw het Engelsch schuif
raam met roedeverdeeling in zwang, zoo vervolgt
dit zijn weg. Behalve een geringe profielwijziging
is voornamelijk de ontwikkeling te zien in het
grooter worden der ruiten, naarmate de glasblaas
kunst vordert. Zijn deze ruiten in het begin plm.
0.25 M. hoog, zoo worden zij tegen het midden
der eeuw plm. 0,40 M. hoog gemaakt. Van belang
is daarbij de goede verhouding door te voeren,
samenhangend met die van het raam. De kleur van
het glas, dat in de 17e eeuw een groenen toon had,
kan thans blank gefabriceerd worden. Voor de
ramen komen na 1720 gordijnen met val of volant
en lambrequin overgenomen uit Frankrijk.
Zag men vroeger vele schilderijen aan den wand,
thans is dit veel minder het geval, op de kleurige
wandbekleeding; bij de geschilderde behangsels
69