zal men bij een dieper indringen te erkennen heb
ben dat de renaissance-ideeën uit Italië voorna
melijk afkomstig waren. Neergelegd in ordeboeken
en in andere modelprenten, vormen deze de gron
dige uitgangspunten voor onze bouwmeesters en
ambachtskunstenaars. Ook bij ons is voor de 18e
eeuw het genetisch probleem niet simplistisch op
te lossen, te meer waar ons kleine land gelegen is
te midden van een wereldgebeuren, waaraan wij
zelf deelnamen. Hierin moet de oorzaak ook ge
zocht worden, dat wij in onze ambachtskunst nog
een invloed waarnemen uit het Verre Oosten, China
en Japan, en uit Nederlandsch Indië. Reeds in de
2e helft der 17e eeuw worden vanuit die landen
meubels meegebracht en de Nederlandsche koop
man, ondernemend als hij is, zendt weldra teeke-
ningen, patronen en modellen van wat men hier kan
gebruiken, evenals hij dit doet voor porseleinen
voorwerpen. Zien we de cargalijsten uit dien tijd,
dan blijkt het, dat kasten, kabinetten, kisten, thee
tafels, spiegels en ander huisraad niet alleen voor
ons land, doch ook voor andere landen, niet het
minst Engeland, ten tijde van Willem III, meege
bracht worden. Aanvankelijk kan men van een soort
monopolie op dit gebied spreken voor den Neder-
landschen zeehandel, al wordt in de 18e eeuw
Engeland hierin onze concurrent. De lage loonen,
daar in het Verre Oosten betaald, hebben als ge
volg, dat de prijzen voor de meubels hier te lande
gedrukt worden, zoodat onze en eveneens de
Engelsche gilden gaan ageeren tegen dezen invoer.
Uiteindelijk is dus naast de erfenis van onze
nationale le helft 17e eeuwsche ambachtskunst en
de Fransche vormen uit de 2e helft dier eeuw, ten
54