XV. Dit is het tijdperk dat een reactie vormt op het
leven onder Lodewijk XIV, toen alles gebaseerd
was op het representatieve en het ceremonieele van
hof en staat. Nauwelijks was de monarch van het
tooneel verdwenen of de vorstelijke omgeving
barstte los in een roes van lichtzinnigheid, waar
ook de regent het zijne toe bijdroeg. Men had ge
noeg van het heroïsche pathos en zocht op te gaan
in een weergalooze verfijning, niet wars van het
buitenissige.
Wel zal de bouwkunst de klassieke richting van
Lodewijk XIV voortzetten, maar bij het interieur
zal deze dictatoriale macht niet meer gelden en in
een zekere negatie der architectuurwetten schept
men behagen. Het gewichtige heeft afgedaan om
een speelsche gracie zwierig den boventoon te laten
voeren. Bij ons komt dit eerst tot uiting tegen het
midden der 18e eeuw. Vooralsnog zal de barok,
zij het dan minder zwaar onder den invloed van
de zich verjongende Fransche kunst, toonaan
gevend blijven.
Tot goed begrip van onze binnenhuiskunst zal men
meer dan vroeger kennis te nemen hebben van deze
uit den vreemde komende kunstuiting. Doch hoewel
de invloed groot is, zal men te erkennen hebben,
dat de vormen zoo verwerkt zijn, dat steeds een
eigen lokaal stempel hierop gedrukt wordt. Maar
al te vaak hoort men dat ons 18e eeuwsche interieur
slechts een navolging zou zijn van Fransch werk.
Wie dit als een axioma aanneemt, verwaarloost de
diepere inzichten van een kunstzinnig leven door
de tijden. Zien wij slechts terug op de le helft der
17e eeuw, waarin onze meest nationale binnenhuis
kunst een glorieuse periode manifesteerde, dan nóg
53