3 O
1650 1660 1680
1700
van het vroegere vaastype, maar wordt ook als
kwastmotief verwerkt en drukt dan een statische
functie uit, gelijk vroeger de kolompoot. Een meer
dynamische functie drukt de voluutpoot uit met
haar veerende S-bocht, waarbij de twee krullen
eerst een scherpe tegenstelling vormen, en later ge
leidelijk in elkaar overgaan. Veelal zijn zij versierd
met acanthusbladeren of ander lofwerk, en aan de
onderzijde onderling verbonden door een recht
hoekig raamwerk, of door een I- of X-vormig kruis,
waarop in het midden een vaas staat. Daarbij ziet
men vaak tusschen de voorpooten een breede platte
voorsport met rijk gesneden lofwerk. Voor het ge
makkelijk glijden over den vloer eindigt de baluster-
poot in een bolvormige klos en de voluutpoot in een
krul. Voorts heeft dit stoeltype een zitting bekleed
met stof of bespannen met rietvlechting en is de
rugleuning hoog, wat voor het zitten minder prac-
tisch is. Een zekere stijfheid kan daaraan niet ont
zegd worden, maar men vindt die hooge leuning
deftiger en voorzeker is de stoel met lage leuning
46
H
StoeJ'poot-beëimdiglngen.; 2e .helft 17e eeuw.