vorm ontstaat, waarvan de diamantkop, of het
spekstuk de voorganger is. Lijsten, profielen en
paneelen worden nu omrand door robbellijstjes ter
verfijning der zware onderdeelen. Ten slotte dekt
een sterk overstekende kap als kroonlijst het geheel
af. Zij wordt in het verloop van de 2e helft der
17e eeuw zwaarder, soms zelfs plomp, zoowel in
totaal als in onderdeelen. Bovendien is de onder
scheiding van de klassieke kroonlijst in architraaf,
fries en afdeklijst minder sprekend en gaat zelfs
verloren door een sterk bewogen profileering. Daar
bij wordt soms het architraaf als fries versierd met
bloem- en bladranken, waartusschen rnensch- en
dierfiguren verwerkt zijn. In het laatste derde deel
der eeuw wordt het fries gebombeerd of krijgt een
ojiefvorm, benevens komt op de hoeken en in het
midden zwaar lofwerk in den vorm van leeuwen
maskers met bloem- en bladversieringen. Het mid
denstuk steekt daarbij vaak boven de afdeklijst uit
en heeft veelal een cartouche-motief met wapens
of monogrammen. Door dit alles gaat de fijnheid
van het ordestelsel verloren en triomfeert de barok
in haar gezwollenheid en pathos.
Men kan deze kussenkasten nog groepeeren naar
gelang van eenige sterk op den voorgrond tredende
onderdeelen, en wel:
De pilaster~kussenkast of pilasterkast; deze heeft
vlakke pilasters op de hoeken en in het midden,
welke laatste als „slaglijst" dienst doet, zoodat de
naad tusschen de deuren overlapt wordt.
De ranken-kussenkast of rankenkast; deze heeft
vlakke pilasters die versierd zijn met loodrecht af
hangende bloem-, blad- en vruchtenranken of der
gelijke trossen. Veelal heeft het architraaf daarbij
38