Een thans in zwang komende naam is de „kunst
kamer", waar de heer des huizes zijn vrienden en
cliënten ontvangt. Bij kleinere behuizing doet dit
vertrek tevens dienst voor eetkamer. Behalve de
schilderijen aan den wand ziet men er: „diverse
rariteyten en veele onbeschryvelyke aardigheeden",
vermeldt een catalogus van het Utrechtsche poppen
huis. Maar in hoevele heerenkamers van tegen
woordig ziet men deze liefhebberij niet voortleven!
Waar ieder vertrek driedimensionaal is, wordt het
omsloten door: vloer, wanden en zoldering.
De vloer bestaat bij de eenvoudige huizen, evenals
vroeger, uit breede eiken planken „Pruysse Deelen"
genaamd. Ook past men plavuizen (gebakken
tegels) toe, al of niet verglaasd in gele, roode,
bruine, blauwe of grijszwarte kleur. Bij de heeren
huizen bestaat de vloerbedekking uit donkere hard-
steenen en witte marmeren tegels, volgens geome
trisch patroon „cierlyck opgemaekt", of zooals
Tessin zegt: „einer flor von weissen Marmor mit
braunen vlamschen steinen melliert". Naar mate de
tijd verder gaat, komen meer zuiver wit-marmeren
vloerplaten in trek. Toch is dit materiaal van het
Zuiden te koud voor ons land en heeft men daarop
veelal matten gelegd, die bij rijkere interieurs be
dekt worden met kleine Oostersche tapijten,
„Turkxe" vloerkleeden genaamd.
De wanden van het eenvoudige burgerhuis zijn wit
gepleisterd boven een plint van Delftsche of andere
tegeltjes. De meer gegoede woning heeft een hooge
houten wandbetiinmering, waarboven een gewitte
muur of goudleeren behangsel komt. Deze betim
mering, behalve van eikenhout nu ook van noten
hout, wordt volgens de hoogte verdeeld in: plint,
29