ritselingen te verkrijgen maakt men „golf-", „hob
bel-" of „robbellijsten". Werden deze aanvanke
lijk gestoken, zoo maakt men ze later op een daar
voor ingerichte bank machinaal als losse lijst, die
opgelijmd wordt.
Het ornament ondergaat aanvankelijk matig den
invloed der barok, te meer daar deze bij ons de
zwoele zwierigheid mist, die we in de Zuidelijke
Nederlanden wel zien. De plaats, aan het ornament
afgestaan, is beperkt, evenals men dit kan opmerken
bij de buitenarchitectuur. De vlakken worden slechts
hier en daar verlevendigd door stijve festoenen of
slingers. Deze, met linten en doeken omwonden, zijn
samengesteld uit bloemen en vruchten, schelpen en
schaaldieren, of worden opgehangen als tropheeën
van wapens en instrumenten, gereedschappen en
werktuigen. Maar hoe chaotisch dit alles is, zal een
zekere eenheid aan het geheel toch gegeven worden.
Zoo overheerscht het organisch gegroeide thans het
meetkunstig gevormde ornament van vroeger, en
zal de sappige vegetatie het plastisch gevoel steu
nen. Gaandeweg verdwijnen nu de vroegere grot-
tesken, arabesken, moresken, knorren, gesphangers,
wortelvormen en wat al niet dat in het vorige tijd
vak het karakteristiek bepaalde. Slechts de laatste
24
Robbellijst; 3e kwart 17e eeuw.