dische idylle stoorden. De mededeelingen omtrent hun leefwijze en gebruiken vloeien dan ook zeer traag: hun kasten gaan voor vreemde kijkers niet open. Staat met deze terughoudendheid, die op buitenstaanders een onsympathieken indruk moet maken, de missive van den Prefect van het Departement Friesland van 22 Augustus 1812 in verband? Hierin wordt de (Zwit- sersche) „Konstschilder" Melling, van wien goede gouaches bekend zijn, bij den Maire van Hindeloopen aanbevolen met het verzoek dezen behulpzaam te zijn om het binnenste van de Hindelooper woningen te doen zien en de kleeding af te teekenen. Jammer genoeg is ons van zijn hand van Hindeloopen niets bekend. Alles wat niet in Hindeloopen burgerrecht gekregen had werd verre gehouden. Van een meisje, dat de Friesche muts droeg werd gezegd, dat ze „op het fremd" ging. Een Amsterdamsche van hoog aanzien was met den Hindelooper Wiggerts getrouwd en na er 25 jaar gewoond te hebben geheel thuis geraakt, maar zij vertelde, dat, ofschoon zij in het kleine wereldje goed was ingeburgerd nog altijd „sans rancune" het „fremd wiif" werd genoemd. Al was zij een engel uit den hemel, zij was niet van HindeloopenWas een maal het ijs om de harten gebroken, dan waren zij de vriendelijkheid en gastvrijheid zelve. De lichaamsbouw der mannen was groot en forsch, die der vrouwen echter kleinde mannen bleven krachtig door eenvoud in spijs en drank en door het zeemansleven. Teruggetrokken van aard uitten zij zich niet gemakkelijk: ingekeerd leefden zij en slechts bij uitzondering kwamen zij los, doch als eenmaal die grens overschreven was, vervielen zij ook gemakkelijk in het andere uiterste. De onderlinge omgang was hartelijk, als in een grooten familiekring werd er geleefd met een taaie vasthoudendheid aan de eenmaal ge vormde tradities. De bruiloft bij voorbeeld was een soort volksfeest, waar arm en rijk, jong en oud, bur- 75

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 93