acht jaar handhaafde men de rouw, waarbij altijd bont gedragen werd, maar dat vanuit de verte den indruk wekte van het diepste zwart te zijn. Over verschillende perioden verdeeld komt er langzamerhand in de ver schillende kleedingstukken een beetje meer lichtblauw, totdat het na tal van gradaties doorloopen te hebben weer geheel licht is als de rouwtijd verstreken is. De fabelachtige getallen „schorteldoeken", welke men her haaldelijk in inventarissen aantreft, werden hierdoor wel gemotiveerd De dessins van de Hindelooper bonten zouden wel een hoofdstuk apart kunnen vormen als het niet bij alle bontheid eentonig werd. Het Friesch museum heeft uit de collectie-Halbertsma een stalenboek met 82 ver schillende soorten, waarbij ruimte is gelaten om deze tot 200 op te voeren. De nomenclatuur van deze bon ten is wederom echt Hindeloopenscher zijn namen, welke voor zich spreken, doch andere ons inziens zonder beteekenis, want de fond van het bont is steeds wit, maar de blauwe en roode streepen en hokjes in matter of helderder tint geven het eenige verschil. Waarom een bont dezen of genen naam draagt is soms een raadsel, wijl er op het eerste gezicht soms bijna geen verschil te bespeuren valt, zoodat eerst bij nader toezien blijkt, dat men met varianten te doen heeft. Zoo is er „anjelierede" en „bruin anjelierede en anje lierede met blauw", „klein en groot „klaverbladede", nagelblomkede, „bargeblomkede" (d.i. varkensbloeme tjes) en „schiepebloemede". Sommige hadden per soonsnamen, misschien naar den schipper, die ze het eerst had ingevoerd, als„Douwedouwede", „Broer- baukede", „Douwe klaaude", „Agge Sottede", „Simke broers", „haolmekkede". Andere ontleenden den naam aan bepaalde figuren „Tralies in 't rasphuisstreepke", „waffelkoekkede", „hanepootede", „rahekkede" en „brun schuufraamtede". Het mooist van alle is mis schien wel de benaming „elfguldede", waarin de vrou- 67

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 85