godin, waarvan zij dit attribuut zou hebben over
genomen, wijl het volk in de gedaante van een muis de
ziel ziet voorgesteld.
Jammer genoeg is van den omvang en bouworde dezer
kerk niets bekendalleen weten wij, dat in de kerk een
apart sacramentshuisje geweest moet zijn. In 1570 werd
alles grondig vernield, toen uit West Friesland aan
vallen op Frieslands Zuidwesthoek werden gedaan. De
groote Fries Wigle van Aytta, president van den Gehei
men Raad, schrijft in Juni van dat jaar aan Joachim
Hoppers, eveneens in Spaanschen dienst en uit deze
streek afkomstig„Ons Friesland wordt nog door ban
nelingen en piraten zeer geteisterdonlangs hebben zij
een aanval op Hindeloopen gedaan, waar heiligdom
men en profane gebouwen ten gronde werden gericht."
Als Cunerus Petri, de bisschop van Leeuwarden, steu
nend op het Spaansche gezag, Friesland kan binnen
komen en zijn kerkbezoeken aflegt, dan leert het ver
slag van die reis, dat Hindeloopen zonder kerk en
pastoor geen gastvrij oord is.
In alle opzichten begint Hindeloopen dan een nieuw
hoofdstuk van zijn geschiedenis. De kerkvoogden wil
len het beheer der kerkegoederen naar ouden trant
niet meer aanvaarden. In 1580 preekt Rudolphus
Fabritius uit het naburige Koudum in het huis van
Laurens Gijsberts, waar eveneens de gerechtszaken
ook het raadhuis schijnt dan wel grondig te zijn
vernield worden afgedaansymbool van de innige
verbondenheid tusschen kerk en magistraat voor verre
toekomst.
Op 23 Januari 1593 betaalt de stad aan Allert Jansz,
„nu tertijt binnen Staveren" 1400 Caroligulden
wegens het opbouwen der kerk en bovendien nog 120
gulden voor arbeidsloon voor het bouwen van den
toren, het maken van den preekstoel en de banken en
„van mijn reijsz tot Amsterdam om tholt tot de toorn
te coopen." Waarschijnlijk is de ranke torenspits, zooals
40