deel, welke goede eigenschappen er dan ook te vinden
mochten zijn.
De eerste en voornaamste factor van de verbazing
wekkende opleving tegen het einde der middeleeuwen
is de scheepvaart. Amsterdams voorrang doet geen der
bestaande steden tot nietigheid of verlies van welvaart
zinken, integendeel gaan vele steden in het Noorder
kwartier een tijdperk van bloei tegemoet.
Uit wat hier boven gezegd is over het aandeel van de
Hindelooper schippers in de Amsterdamsche handels
bedrijvigheid wordt het duidelijk, dat dit stadje, ge
bouwd op het schiereiland als bereid om zoo noodig
de banden met het Friesche achterland te verbreken,
op één lijn gesteld moet worden met de steden van het
Noorderkwartier. Heeft Friesland zelf de Hindeloopers
niet altijd min of meer beschouwd als stiefkinderen?
Het stadje kon opleven omdat het participeerde aan
Amsterdams welvaren, doch het zou nooit deelgenoot
geworden zijn wanneer de relaties niet reeds van
ouderen datum waren geweest.
Eerst het teniet gaan van den handel met Noorwegen
en Rusland tijdens den laatsten Engelschen zeeoorlog
tot op welken tijd er nog 30 fluitschepen in de vaart
waren deed Hindeloopen langzaam aan ondergaan.
De langdurige baisse-periode zonder uitzicht op herstel
veroorzaakte een grooten uittocht, waarbij Amsterdam,
waarmede men zoo nauw gelieerd was, de magneet
werd.
De charme van Hindeloopen het veelkleurige
had stand gehouden gedurende honderden jaren. Met
Halbertsma vraagt men zich af, hoe het mogelijk is,
dat een zeevarend volk door de zee rijk geworden, zoo
lang de oude zeden getrouw gebleven is. Vooreerst het
feit, dat men meestentijds op dezelfde havens voer,
waar men betrekkelijk weinig gemeenschap mede
onderhield, doordat men de taal niet machtig was,
32