schippers en de koninklijke officieren en matrozen, die er opgezet waren als prijsbemanning, met smaad van boord gejaagd. Zoo zeilden zij met de Deensche vlag in top onder het convooi mee naar huis. Een protest van Deensche zijde had tot gevolg, dat Amsterdam beslag liet leggen op drie van de daar thuis hoorende schepen. Drie schippers van Hindeloopen liepen in de val, toen zij in den zomer van 1640 door een Noorsch oorlogs schip werden aangehouden. De schippers deden een aanbod om voor grof geld verder te mogen varen, doch de schepen werden uitgeladen. Het bleek, dat zij 100 groote masten en 12000 deelen hadden geladen, waar voor geen tol betaald was. Door valsche aangifte en leugenachtige mededeelingen hadden zij in Drammen zich een tolbewijs weten te verschaffen. Deze aanhoudingen staan in verband met verscherpte controle-maatregelen door koning Christiaan IV van Denemarken en Noorwegen in 1632 al genomen met het oog op de scheepsmaten voor vreemde schepen, welke uit Noorwegen hout vervoerden of de Sont passeerden. Er werd scherper toegezien op de maat van de Nederlandsche schepen, zoodat uit de Sont- tollen blijkt, dat de Oostzeevaarders „grooter" werden, niet omdat de capaciteit werd opgevoerd, maar omdat de meting nauwkeuriger werd. Schippers, die in 1631 23 last aangaven, moesten er volgend jaar 85 van maken. Voor de Hindeloopers Allert Roos en Sijmon Dircksz was de verhouding 40 tot 120. Voor een gelijke vracht werd in 1623 16 rijksdaalders, later 32 rijksdaalders geëischt, welke in 1632 tot 187 rijksdaal ders was gestegen Het schip bij uitstek, waarmede de houtvaarders voe ren, was de fluit. (Afb. 1). Over het geboortebewijs van dit zoo belangrijke scheepstype der 17e eeuw vindt men uitvoerige en interessante mededeelingen bij G. Crone in zijn Nederlandsche Jachten. De „Hoom- 28

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 38