waren mee naar Noorwegen namen naast die van de reederij. Als het schip zijn retourlading gekregen had, gebeurde dat eveneens dikwijls. Niet zelden was in het contract bepaald, hoeveel hij voor eigen rekening kon inladen „Des is geconditioneert, dat den schipper in Noorwegen 200 deelen voor hem selffs sal mogen laden". Of ook wel „Den schipper sal het verdeck tot sijn verdoen hebben". In Noorwegen werd het hout bij kleine porties ge kocht, zooals bekend is van Ocke Dircksz van Hinde- loopen, die van 30 verschillende verkoopers in Kilefjord hout kocht. Dat men ook ruilhandel dreef, hebben wij vroeger reeds vermeld. De geprivilegieerde toestand van koning en adel bij den houtverkoop leidde wel eens tot moeilijkheden. In het najaar van 1637 weigerden 30 schippers van Hindeloopen, om honderden dure en minderwaardige planken te koopen, die aan de lading afbreuk zouden doen. Een accoord werd tenslotte bereikt, waarbij een bepaling, dat de slechte planken zouden worden uitgeschoten. Spoedig daarna was het weer precies als te voren. Moeilijkheden zijn aan ieder handelsverkeer eigen, maar de handelaars op Noorwegen veroorzaakten er vele door eigen schuld, zoo gauw als zij zich daartoe bij machte gevoelden. Volgens de privilegies van Trondheim en Bergen mocht door vreemde schippers in de kuststreek tusschen beide steden niet anders ge handeld worden dan in hout. Toen het tolkantoor oogluikend toestond, dat zulks toch gebeurde, daar het kleine hoeveelheden huishoudelijke waren betrof, moesten er vier Nederlandsche schepen, waaronder twee met Hindelooper schippers, opgebracht worden naar Kopenhagen, alwaar de zaak voor den koning zou behandeld worden. Een rekest met een verzoek om de schepen vrij te geven, bleef zonder gevolg. Zoo dra echter de oorlogsvloot weggezeild was, werden de schepen terug genomen door andere Nederlandsche 27

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 37