het gerecht van Hindeloopen met Amsterdamsche kooplieden. Ook andere steden van Noord-Holland waren thuis haven voor de Hindeloopers. In 1556 sloot Olffert Sijmonsz voor den secretaris van Hindeloopen een accoord met Glaes Hertiesz van Enckhuizen over een boeierschip, dat een reis maakte naar Noor wegen. Uit het contract volgde, dat er ruilhandel gedreven werd, zooals dit later in de gouden eeuw ook het geval was. De partijen hout werden bij den hoop gekocht in kleine porties soms van dertig verschillende eigenaars. De betaling geschiedde niet altijd in geld, waardoor de verdiensten opliepen zoo kocht een Hin- delooper eens 140 deelen hout en gaf daarvoor brande wijn ter waarde van U/2 rijksdaalder, zoodat hij een tiendubbele winst maakte. Reeders en schippers zijn dikwijls dezelfde personen en in het genoemde contract tusschen Glaes Hertiesz en Olffert Sijmonsz werd be paald, dat Olffert bij zijn terugkomst uit Noorwegen naar Enkhuizen moest zeilen en daar gezamenlijk een halve last verkoopen „ende sal alsdan staen in willen van Claes ofte Claes selve mede wyl seijlen". Het beste bewijs echter voor de in de middeleeuwen bestaande relaties is het feit, dat de Zuidnederland- sche emigrant Jacob Jacobsz., gezegd Hinlopen, op i Mei 1587 van Sybrant Buyck Joostenz en Anthonis Willemsz. Bontekoe in Amsterdam „een huys ende erfve staende in de Windmolen zijde daer Hindelopen uythangt'', kocht, waarnaar hij genoemd werd. Dit wijst op een regelmatig verkeer reeds in die dagen, zoo als het in de 17e eeuw precies eender het geval blijft, wanneer men op het Camperhoofd een speciale tref- plaats in „De Hindelooper Kelder" heeft, waar in den tijd tusschen af- en aanmonsteren de veerdiensten uit de eigen stad werden afgewacht. Daar werden zaken afgedaan, zooals blijkt uit een proces in 1671 over „bockevellen" uit Noorwegen, die men bij den waard 19

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 29