en daar voor opkomen met hare schepen souden varen
op dagen en tyden als het haar te passen kwam,
namentlyk dan varen dan wederom laten leggen soo
hier als te Amsterdam, en dat soo lange als het met
hare sinneykheit over een komt, alles strydig tegens de
goede ordere, sonder welke nog land nog stad besten
dig kan verblijven, en alles op een seer verwarde wyse
moet uitlopen."
Zonder het volgende overstelpend bewijsmateriaal te
kunnen noemen, is er een aantal stukken, dat het ver
moeden wettigt, dat ook in de middeleeuwen al drukke
relaties bestonden tusschen de twee steden. Een minder
select gezelschap van Amsterdamsche en Hindeloopen-
sche compagnons treffen wij in 1381 aan, wanneer de
Aartsbisschop van Bremen zich genoodzaakt ziet de
stad Hamburg ervan te verwittigen, dat een aantal
kooplieden Swinghen voorbij gezeild is en tot schade
van Stade geen tol betaald heeft van de doorgevoerde
wol. Hij doet het verzoek aan Hamburg het uitladen
van deze wol niet toe te staan. De kooplieden zijn met
name Diderik van Hasselt van Aemsterdamme, Burre
Symon van Terschelling, Grone Yarich, Ludeke Foyt,
Annelt Zygheman, Hoyt, Nancke Broderke, Grote Vol-
ker (dien wij reeds kennen uit het proces met Hugo van
Dantzig) en Peter Jacobeszoon allen van Hindeloopen.
Vrachtvaarders van Hindeloopen in dienst van Am
sterdam is geen ongewoon verschijnseluit de ver
rekening van de schade door de Hanzesteden in 1527
geleden ingevolge den oorlog met de Wenden blijkt
dit. „Item int selve jaer hebben zii van Hamburch noch
genoemen twee Noertvaerders int uytvaren, d'een bin
nen 'slants ende d'ander in zee, daervan de schipper op
d'een geweest is Wolfart van Hinneloep ende op
d'andere ziin brueder ende daer de reeders af ziin
poirters der stede van Amsterdam."
Ter staving van deze meening kunnen tevens dienen
de processen, die in 1557 en 1580 gevoerd werden voor
18