m
HOOFDSTUK VIII
DE STIJL VAK
JACOB VAK CAMPEK
N a het eerste kwart van de zeventiende eeuw behoor
de het tot de hartewenschen van elk kunstenaar, schil
der, beeldhouwer, letterkundige, om een reis naar
Italië te maken, daar te werken in de ateliers van be
roemde meesters, om de Italiaansche werkwijze in
zich op te nemen. De een bleef er kort, de ander vele
jaren. Ook waren er die in Italië bleven en hun naam
zelf bij het land aansloten, zooals Jan van Santen uit
Utrecht die als Giovanni Vasanzio vele bouwkunst-
werken naliet, waarbij de bekende Villa Borghese te
Rome.
Zoo ging ook de jeugdige schilder Jacob van Campen,
die in 1595te Haarlem geboren was. hoewel hij uit een
echt Amsterdamsch geslacht voortkwam, naar Italië
om zich verder in de schilderkunst te bekwamen. Bij
zijn terugkomst vestigde hij zich op de buitenplaats
Randenbroek bij Amersfoort, welke bezitting hij van
vrouwszijde verworven had. Zijn oude Amsterdam-
sche betrekkingen brachten hem met zijn werk in Am
sterdam terug. De gebroeders Baltasar en Johan
Coeymans, welgestelde kooplieden, wenschten een huis
te bouwen aan de Keizersgracht tegenover de Wes-
termarkt, nu nummer 177. Zij hadden reeds een ter
rein gekocht en waarschijnlijk was de bouwerij reeds
aan den gang. Voor hen moest Jacob van Campen
een ontwerp voor den gevel maken. Jacob had der
halve in Italië nog wel iets anders gedaan dan por-