gevel. Omdat deze huizen drie eeuwen oud zijn en de
toppen onderhoud noodig hadden, zijn vele afge
kloofd tot tuitgevels. Een voorbeeld daarvan is de be
kende groep aan de Prinsengracht hoek Brouwers
gracht. Mooie gave voorbeelden zijn te zien aan de
Spuistraat 88 en aan de Heerengracht 346. Een fraaie
groep, met meer bewerkte gevelbeëindiging is het
breede met het smalle huis, Heerengracht 220, 218,
waarin later 18e eeuwsche buitendeuren gemaakt wer
den met kostelijke gesneden bovenramen, „snijramen".
Wat de pakhuizen betreft, daarvoor eigende zich deze
bouwtrant, wegens den eenvoud, uitermate goed. Ze
werden voorzien van den bij het pakhuis behoorenden
tuitgevel, soms één gevel voor twee of voor drie pak
huizen, waardoor de beëindiging van den gevel hori
zontaal werd met erop eenige groote ballen, een wa
penschild of een zakkendrager. Fraaie voorbeelden zijn
aan de Brouwersgracht, aan de Oude Schans en aan
de pakhuizen van Oost- en West-Indische Compagnie
aan den Buitenkant, waar het nu Prins Hendrikkade
heet.
Alvorens afscheid te nemen van dit zoo bijzondere
onderwerp, den echten Amsterdamschen gevel, dient
nog iets opgemerkt te worden. Men ziet, wanneer men
bij den weg loopt, de gevels der huizen niet alleen
van voren, maar nog meer verkort en op den kant. Nu
moet men eens opletten, wanneer men de Amsterdam-
sche gevels op den kant ziet, hoe dun ze zijn. De ge
metselde trappen zijn niet dikker dan 20 c.m. en de
daarin opgenomen klauwstukken van zandsteen nog
dunner, hoogstens 15 c.m. Dat dunne op den kant
gezien geeft aan tal van gevels, vooral den oudsten,
een merkwaardig rank aanzien. Ondeugdelijk is dat
niet, dan hadden zij het niet drie eeuwen uitgehou
den.
84