ren ons de publicatiën dat de begaafde Amsterdam mer niet „alleen" stond. Gansch zijn geslacht vóór en na hem beoefende de kunst als „kistemaker", dat is meubelmaker en houtsnijder, beeldhouwer, kunstschil der. Echte kunst en afstamming behooren blijkbaar bij elkaar. Echt bouwen leert de mensch niet in één ge slacht. Hendrick Corneliszoon de Keysers vader, Cor- nelis Dirkszoon de Keyser was kistemaker en woonde te Utrecht. Dit doet het grafdicht dat Joost van den Vondel maakte en dat vermeld is onder het hiervoren afgebeelde portret beter begrijpen. Voor wat de bouwkunst betreft zal de Keyser zich be perkt hebben tot het ontwerp der gebouwen die van hem bekend zijn of aan hem toegeschreven worden. Dit ontwerp zal een teekening geweest zijn. Voor zoo ver bekend is geen enkele dezer teekeningen bewaard gebleven. De bekwame ambachtslieden werkten naar zijn ontwerp en hij zelf modelleerde de beeldhouw werken terwijl bekwame helpers - waarbij Geraert Lambertszoon - hem terzijde stonden in het hakken of mogelijk ook reeds bij het modelleeren. Hendrick de Keyser werkte en woonde aan den Groenburgwal bij den Amstel, waar 't nu heet 's Gra- velandsche veer en waar toen de stadssteenhouwerij was. De belangrijkste bouwwerken te Amsterdam die met meer of mindere zekerheid aan hem kunnen wor den toegeschreven zijn: de Zuiderkerk met den toren en het poortje aan de St. Anthoniesbreestraat, de Wes- terkerk, zonder den toren die na zijn dood door andere hand in anderen vorm gemaakt werd, de Noorder- kerk, de Munttoren, de Montelbanstoren, het poortje van de Waalsche kerk in de Oude Hoogstraat, het overgebleven oude deel van het Oost-Indische huis in dezelfde straat. Hieraan zou nog een reeks toegevoegd kunnen worden van schoone bouwwerken die afge- 74

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 78