legekamer van het Onze Lieve Vrouwe gilde op den Noord-Oost hoek van de Oude Kerk van 1571. Woonhuizen uit deze afgebakende kunstperiode zijn echter niet overgebleven. Gevels althans niet. Wel komt er nu en dan bij een verbouwing of afbraak iets voor den dag dat duidt op een huis uit dien tijd, ver sierde moerbalken met sleutelstukken en dergelijke. Fraaie fragmenten ziet men daarvan in de groote be nedenzaal van het' Rijksmuseum. Maar ter plaatse aanwezig en te bezichtigen is er geen enkele. De bouw wijze van de huizen was nog vrijwel als van het hou ten huis. Houten jukken met muurstijlen, karbeelen, sleutelstukken en moerbinten vormden het raamwerk van het huis. Daarop stonden op kromhouten de dak stoelen. eenige boven elkaar. De kinderbalken zorg den voor het verband, zooals de gordingen in de kap. Om het houten samenstel, dat geheel op eigen beenen kon blijven staan, werden de muren gemaakt, die daaraan verbonden waren met de muurankers welke zich zoo goed leenden voor sierlijk smeedwerk, soms met jaarcijfers. Deze bouwwijze blijft nog geruimen tijd, ook als de bouwvormen aan de gevels en aan de profileeringen van het houten raamwerk wijzigen. Na de vroeg-Renaissance komt de tijd van de werk wijze naar het voorbeeld. De bekende bouwmeester Johan Vredeman de Vries 1), wiens vader uit Fries land kwam en die te Brussel woonde, maakte boe ken met voorbeelden voor bouwkunst en versierende kunsten, van piëdestals, zuilen, topgevels, dak vensters, geheele gevels, schoorsteenen, tuinen, per spectieven. Deze boeken met sierlijke koperprenten 40 x) Niet te verwarren met Cornelis de Vriendt genaamd Floris (of Cornelis Floris genaamd de Vriendt), den bouwmeester van het Antwerpsche stadhuis, den ontwerper van den Florisstijl, het Florisornament.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 44