merd, maar toch in samenstelling geheel oorspronke lijk. Door een grappige deur, waarvan de bovenste helft niet alleen draaien kan, doch aan het enorme scharnier ook omhoog geschoven, komt men in het huis, dat één ruimte vormt, zonder wanden, gangen of iets van dien aard. Boven het open haardvuur werd het eten gekookt. Het vertrek was woonkamer, keu ken, slaapkamer, alles tegelijk. Het „huisje" stond uit hygiënische overwegingen buiten. De watervoorzie ning bestond uit holgehakte houten goten onderaan de dakschilden met vierkante houten afvoerbuizen, die het regenwater voerden in een gemetselden re genbak in de straat, waaruit met een emmer aan een puthaak het drinkwater verkregen werd. In het groote vertrek stond een laddertrap die met een luik toegang gaf naar den zolder, waar eveneens een buitendeur was om lange stokken van buiten te kunnen aangeven en om bij watersnood als vluchtdeur te kunnen die nen. In menig Noord-Hollandsch huis ziet men in den zoldervloer kleine luiken.Wanneer men die opent, kijkt men in de bedstede. Dat is voor luchtverver- sching, maar vooral als veiligheidsmaatregel bij wa tersnood. De houten huizen waren gemaakt als een schip, een sterk raamwerk met schotwerk ertegen. Het raam werk rustte op een gemetselden voet en bestond uit spanten. Deze waren samengesteld uit muurstijlen, moerbinten waaronder sleutelstukken en karbeelen met daarop de dakstoel. De kinderbalken en andere verbindingen zorgden voor het verband en de deug delijkheid. De vloer in de kamer was van gebakken tegels, platte baksteenen, plavuizen genaamd, soms rood, soms verglaasd met doorzichtig glazuur, soms met dekkend glazuur in gele of groene kleur. Op dien vloer brandde het vuur. De rugwand van de stook- 26

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 30