te restaureeren. Het bouwonderwijs is zoover nog niet. Maar dat zal ook wel komen, daar moet wat geduld bij. Daarom zal de toekomstige beoefenaar van de bouwkunst na het doorloopen van de bouwkunde- school de bouwkunst hier en daar moeten oprapen, bij den weg, met duimstok en schetsboek, met open oog voor de kunsthistorische boeken die in de vele Amsterdamsche bibliotheken voor 't grijpen liggen. Dan zal hij zijn kennis moeten verrijken met wat eens de gildekamer gaf en wat vast ligt - al is 't soms in wat duistere taal - in de oude leerboeken der bouw kunst waarvan in elke groote bibliotheek eenige aan wezig zijn. Dan kan hij aan 't ontwerpen gaan, in het platte vlak en in de ruimte, bootsen zonder in nabootsen te ver vallen. Om krachten te winnen voor het ontwerpen in de ruimte is aan te bevelen een tocht opwaarts te maken, zooals naar den trans van den Oude Kerksto- ren. Vandaar ziet men neer op de huizen en ontwaart men een kenmerkend verschil in schoonheid tusschen de oude en de nieuwe gebouwen. De oude huizen heb ben eenvoudige hoofdvormen van stereometrische li chamen, bekleed met dakpannen. De nieuwe hebben gedrochtelijke vormen met mastieken platten, lan- taarnramen en rommel. Domme menschen antwoorden daarop: dat ziet nie mand, hoe een huis er van achteren en van boven uit ziet. Maar de natuur werkt wel alles netjes af wat achter en boven is. Elk boomblaadje, ook in den hoogsten boomtop is netjes afgewerkt en geen twee precies 't zelfde. En uw poes en uw kanarie zijn van achteren ook netjes afgewerkt. Maak daarom den hoofdvorm van een huis van voren, van achteren, van boven zóó, dat deze uit gewone ste reometrische lichamen bestaat, dat het dak heel ge- 242

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 246