Hoe nu? Voor de oude stad en misschien ook wel hier en daar voor de nieuwe, herhalen we wat reeds in een vorig hoofdstuk aangegeven werd. Men make stu die van het zuiver Amsterdamsche huis, de volkskunst van tusschen 1625 en 1675, waarvan het type hiervo- ren is afgebakend, door bezien, fotografeeren, door op sporen van afbeeldingen van verdwenen voorbeelden, maar vooral door opmeten en maken van reconstruc- tieteekeningen en opsporen van het verhoudingsstel sel dat in deze gevels vervat is. Want alles wat goed en schoon en waar is, moet naar bepaalde onom- stootelijke wetten geregeld zijn. Dan zal men zichzelf een fundament verschaffen, iets dergelijks als waarop Berlage begon toen hij afstand deed van de stijlna- maak om voor den dag te komen met zijn Koopmans beurs. Dat daarna niet op dit streven werd voort gebouwd, maar opnieuw een verwarring ontstond, valt niet anders te verklaren dan doordat de tijd er nog niet rijp voor was, dat de leider van 40 jaar ge leden zijn tijd vooruit was. Waarom geen aandacht geschonken aan wat de een voudige Amsterdammer maakte vóórdat hij beïn vloed werd door kunstvormen die niet Amsterdamsch en niet Nederlandsch waren? Ook bij de gevels en huizen van daarna is steeds de volkskunst gebleven naast en in de import. Een Louis XV huis te Amsterdam is heel anders dan een naam genoot in de bakermat dier kunst: Parijs, Versailles en de kasteelen langs de Loire. Juist datgene wat anders is, dat is de volkskunst. Een greep uit het vele: de stoep met de hooge stoep. Dit bouwdeel is voor Amsterdam typeerend. Nergens vindt men dit zoo veelvuldig en in eindelooze verscheidenheid. De balusters van gegoten ijzer gaan in de vormen met den wisselenden stijl mede, het profiel van de trap- 234

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 238