HOOFDSTUK XIX
HOE XU?
In dezen droeven tijd ligt vrijwel alles wat bouwen is
stil. Maar er zal wel weer een tijd komen dat er ge
bouwd wordt en wie weet hoeveel. Want in tijden
dat er niet gebouwd wordt, verslijt wat er is evenzeer
als wanneer er bijgebouwd wordt en derhalve komt er
achterstand. Het is daarom nu de tijd er zich op te be
ramen hoe dit geschieden moet. Daarbij doen zich
eenige vragen voor. Moet het ontwerpen, het bouwen
in de oude stad geheel hetzelfde zijn als in de buiten
wijken? Moeten omvangrijke blokken woningen in de
oude stad toegelaten worden zooals ze in de nieuwe
wijken onvermijdelijk zijn? Moeten de bouwkunstvor-
men geheel vrij zijn, zoodat er evenveel uitingen komen
als ontwerpers? Over deze punten is al heel wat van
gedachten gewisseld, vooral in de vaktijdschriften.
Maar het is nog niet zoo kwaad dit ook eens van bui
ten af te bezien. Er is een tijd geweest dat elk ont
werper, ook de zwakste, trachtte zijn eigen werk te
geven. Dit gold ook voor degenen, die niet in het
bouwen waren opgegroeid, maar in de school en van
daar iets medebrachten om op voort te gaan. Elke
school geeft iets anders mede, naar gelang van den
leeraar en diens talent.
De vraag, een hoogst belangrijke vraag, dient gesteld,
op welk fundament straks gebouwd moet worden.
De geschiedenis der bouwkunst is altijd, door alle
eeuwen heen, een lange keten geweest waarvan de
schakels in elkaar pasten. De beschaving van den tijd
230