woonplekken is te noemen de Harmoniehof, een ver
borgen hof, dien menig Amsterdammer uit de oude
stad of uit andere buitenwijken nog nooit betreden
heeft. De rust tusschen breede drukke straten, de har
monische vormen der huizen, de eenvoud der vormen,
de gelijkheid der glasmaten, de vensters alle uit die
eenheid opgebouwd, alles bij elkaar is hier een plek
die een schoonheid biedt zooals dat alleen de oude
steden geven. De bouwmeester1) was in de leer ge
weest bij den schepper van de Koopmansbeurs. Maar
er zijn meer mooie plekken in de buitenwijken, in
West en Oost en benoorden 't Y. Dit is vooral te dan
ken aan het stedelijke uitbreidingsplan, dat na zooveel
jaren van achteloosheid weder met ernst ter hand ge
nomen werd.
Bij de woningblokken die daarna ontstonden, hetzij van
woningbouwvereenigingen of van bouwondernemers,
kwamen onder drang van Gemeente en Schoonheids
commissie de ontwerpen van architecten. Het spreekt
vanzelf dat het een beter geslaagd is dan het ander.
Nu al die blokken een aantal jaren staan en door de
natuur zijn bijgekleurd en inzake de deugdelijkheid
der soms buitenissige constructiën examen gedaan
hebben, blijkt dat slechts een matig deel werke
lijke, echte bouwkunst is. Hoe dat komt? Omdat ieder
zijn eigen werk heeft willen geven. Eigen werk geven
is alleen den begenadigden toebedeeld. Oudtijds
maakten allen min of meer hetzelfde, alleen de mees
ter gaf eigen werk en hield zich nog aan de bouw-
kunstwetten. Het is in dit licht gezien opmerkens
waard, dat de grootsten onder de grooten uit den
aanvang der twintigste eeuw, om er drie te noemen:
Cuypers, Berlage, de Bazel, steeds op een verhoudings
stelsel werkten.
228
1) J. C. van Epen, leerling van Dr H. P. Berlage.