ten stonden altijd afzonderlijke huizen, hoog en smal, ieder anders. Daar kan men geen rechte rij gebouwen zonder dak dulden, zooals onlangs plaats had toen de rij aloude pakhuizen aan de Prinsengracht bij de Le liegracht werd afgebroken om plaats te maken voor een groot kistvormig gebouw, dat de sfeer van dit stuk gracht voor langen tijd bederft. Ook kan men er geen bebouwing aanvaarden die veel hooger is dan steeds gebruikelijk was. Den weg te zoeken hoe niet, is vrij eenvoudig, maar den weg hoe wèl, is moeilijk. Vooruitzien is den mensch nu eenmaal niet gegeven. De dichter P. A. de Genestet zeide ervan: Het is niet goed, dat we op deze aard, Ons hechten al te zeer Aan huis en hof, aan haard en gaard, En dingen van weleer. Een heel goede raad is wat de nestor der Amsterdam- sche bouwmeesters, Dr P. J. H. Cuypers schreef op zijn huis aan de Vondelstraat: Studeert op 't oude opdat gij 't onthoude om krachten te winnen om 't nieuwe te ontginnen. Een tweede punt dat opgehelderd dient te worden alvorens te spreken over de Amsterdamsche huizen, is een serie vaktermen. Eerst van de gevels. De oudste zijn van hout. Soms hebben zij den kant waar het wa ter van het dak af schiet, de schoot, langs den weg. Het water valt op straat in een goot. Eerst veel later verhuist de goot naar boven, onderaan het dak. Meest- 16

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 20