kunstorden Toscaansch, Dorisch, Ionisch, Corin thisch, Composiet - de bouwkunst op de been hou den, getuige de bouwwerken van 1820—1840 die ge meenlijk niet leelijk zijn, iets van waardigheid in zich hebben ondanks pleister en andere namaak. Pogingen om overeind te blijven zijn het zich opnieuw wenden tot de oorspronkelijke Grieksche kunst waaruit alles was voortgekomen, het Keo Grec van 1840 en het te ruggrijpen naar de Gothische bouwkunst, de Keo Go- thiek van 1860. Dan komt in den tijd van zelfgenoegzaamheid en sluimerende rust de stijlnamaak, nu eens een schouw burg in Hollandsche Renaissance, een woonhuis in Fransche kunst style Franfois I of Henri II, of wel een kerk in Romaanschen stijl. Deze bouwwerken zijn vrijwel zonder uitzondering leelijk omdat het verhou dingsstelsel en de diepere levenszin ontbreken en de materialen vol valsche namaak, geen natuur, zijn. Dat duurt zoo tot 1900, toen een terugkeer kwam op de natuurmaterialen, eenvoud van vormen en de ver houdingsleer. Een mijlpaal was Berlage's Amsterdam- sche beurs van 1902 en de Bazels fijne kunst aan diens landhuizen. Deze opleving heeft slechts kort geduurd. De toenemende machinale vervaardiging, de veron achtzaming van de verhoudingsleer, het bouwen door iedereen, deed bouwerij ontstaan die geen bouwkunst is. Slechts het werk van enkelen vliegt er als echte bouwkunst bovenuit. Het zal het arbeidsveld van on zen tijd zijn deze sporadisch voorkomende echte bouw kunst tot voorbeeld en leidraad te gebruiken voor de middelmatig begaafden. De hooger begaafden vinden zelf hun weg. Maar men vergete niet, dat bouwen te Amsterdam is voor den Amsterdammer en dat daarin iets moet zijn van het eigene der stad, zonder nu juist de vormen van weleer na te maken. Langs de grach- 14

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 18