toegepast worden maar tevens achter het huis een
nieuw element naar voren gebracht worden, de tuin.
De plattegrond 4, ontleend aan het boek van den
bouwmeester Philippe Vingboons, geeft het type woon
huis dat volgt op dat van 3 met het achterhuis, Aan
den voorgevel zien we nog de deur in het midden.
Een verlangen naar een kamer aan de straat gaf de
zijkamer, ten koste van het voorhuis, dat van woon
ruimte tot voorportaal werd. Het daarachter gelegen
vertrek, vroeger de keuken met opkamer, werd tot
binnenkamer, uitziende op de binnenplaats. De trap
ging weg uit de breede gang, waardoor een smalle gang
ontstond en de gewonnen ruimte ten bate van de
binnenkamer kwam. Het valt op dat de vertrekken
vlakke muren hebben, dat er geen „kasten" zijn, iets
waar de tegenwoordige huisvrouw bepaald bezwaar
tegen zou maken. Er waren echter wel kasten, maar
echte, van eikenhout tegen den wit gepleisterden
wand, dezelfde die nu in donkere kleur van oud
eikenhout bij den antiquair in de uitstalling staan.
Want de kasten van nu met „behangen" deuren zijn
het rampzalig overschot van de bekleedingskunst der
17e en 18e eeuw, toen de wanden versierd werden
met goudleder, schilderdoek of velours, dat aan den
wand gehangen werd en waarvan 't komt dat een be
hangen deur nog iets van hangen verkondigt.
Tusschen het voorhuis en het achterhuis werd een der
de huis gebouwd met daarin de trap, het trappenhuis.
Vandaar dat men zelfs nu nog in de moderne flat
woningen een „trappenhuis" aantreft.
Het trappenhuis gaf binnendoor toegang tot het ach
terhuis, in tegenstelling met vroeger toen men door
den hof, de open lucht, erheen ging. Het vertrek in het
achterhuis werd in tweeën gedeeld, tot een groot en
een klein slaapvertrek. Elk vertrek kreeg een schouw
177
Amsterdamsche Woonhuizen 12