altijd zoo donker geweest zijn en vergeten dat het
licht en de geur, vooral de onwelriekende en ammonia-
houdende. de prachtige kleur van oud eikenhout tot
stand bracht.
De opvolgende plattegrond 2 geeft reeds eenige in
deeling. In den voorkant is nog het houten raamwerk
dat als pui het voorhuis van de straat afsluit, met de
opening waar men door (deur) kan en waar de deur is
en waar men „met de deur in huis vallen" kan. Zulk
een pui is afgebeeld op blz. 21 van een nog bestaand
voorbeeld in Monnikendam. Het voorhuis, dat tot
in lengte van dagen herdacht zal worden in „piep zei
de muis in 't voorhuis", dit centrum der bewoning,
was hoog, wel 4 tot 5 Meter. Achterin ging men eeni
ge treden af naar het onderhuis en eenige treden op
naar de opkamer. Zoowel onderhuis als opkamer ont
vingen hun licht uit het voorhuis wegens het ont
breken van vensters in zij- of achterkant, want door
de benepen bouwplaatsen in Amsterdam waren er
geen achtererven of tuinen. Zulk een interieur, met
de spiltrap in den hoek van het voorhuis is, in kleine
afmeting, te zien aan het Walepleintje. De doorsnede
over dit huis is afgebeeld op blz. 17, de gevel waar
van het bovengedeelte van lateren tijd is, op blz. 35.
In het voorhuis was de vloer van tegels, tichelen, ge
bakken van dezelfde klei waarvan de baksteenen ge
maakt waren en die bakken heeten. Soms waren ze
verglaasd waardoor ze bruin werden, soms met gla
zuur van dekkende kleur, geel of groen, voorzien.
Deze „verglaasde bakken" sleeten bij de deur kaal en
gaven dan de roode kleur weer te zien. De wanden
waren wit bepleisterd en voorzien van een plint van
kleurige tegels. Met deze tegels waren ook bekleed de
wanden bij de trap en op andere plekken waar dit
172