anders uitzien, de eene woning te klein wegens teveel
meubilair, de andere ruim wegens minder en beter
geplaatst roerend goed; de eene duister, de andere
stralend van licht wegens de keus van gordijnen, zon
newering, kleur van behangpapier en meubelbeklee-
ding; de eene woning aantrekkelijk doordat in den een
voud geen enkel leelijk ding aanwezig is, de andere
afzichtelijk doordat in de overdaad geen enkel kunst
zinnig voorwerp is, geen enkel ding dat ge zoudt wil
len medenemen als aandenken wanneer u de keus uit
den inboedel geboden werd. Hieruit spreekt de per
soonlijkheid in het interieur, de meer of mindere
kunstzinnigheid van den bewoner. Dit zal wel altijd
zoo geweest zijn, alhoewel oudtijds meer verband was
tusschen interieur en meubilair. In een Rococo-kamer
kwam een Rococo-ameublement, werd de betimmering
met de stofbespanning en de canapé met doekbeklee-
ding door dezelfde handwerkers gemaakt in dezelfde
deugdelijkheid. In onzen tijd is het een gewone zaak
geworden dat een bewoner een palissanderhouten kast
zet naast een geverfde vurenhouten deur. Ongeschon
den interieurs met eenheid van afwerking en meube
len treft men in woonhuizen niet aan wegens de wis
seling van bewoners. Dit is slechts te zien in de re
gentenkamers van hofjes en weeshuizen.
Om het inwendige van het woonhuis te begrijpen is
aangewezen den plattegrond tot leidraad te nemen en
daarvan den groei te volgen. Op plattegrond 1 is aan
gegeven hoe het oudste huis geweest moet zijn, dat
was samengesteld uit een eikenhouten raamwerk, zoo
als in hoofdstuk II is vermeld, met aan de buitenzijde
houten schotwerk dat reeds spoedig door een dunnen
baksteenen muur werd vervangen. Het huis bevat
slechts één ruimte met erboven een dak voor bescher
ming tegen regen en koude. In oorspronkelijken staat
169