HOOFDSTUK XI DE HALSGEVEL Onafhankelijk van, of slechts in geringe mate beïn vloed door het werk van de genoemde bouwmeesters die door hun talent eigen uitingen gaven, is de Am- sterdamsche bouwkunstgeschiedenis een ononderbro ken voortgang, beginnende bij het houten huis met den puntgevel aan den weg of een enkele maal met de schoot van het dak naar de straat gekeerd. Alle huizen stonden oudtijds los van elkaar, met een kier tusschenruimte, een snijding, met daarin een hol ge hakte steenen goot, de snijdingsgoot, alleen toeganke lijk voor de poes, reden waarom in de snijdingsplank die ervoor stond, steeds een kattegat gezaagd was. Wie bij de straat wandelt zal ze nog hier en daar op merken, in vergeten buurten, zooals het Realeneiland. Met den baksteenen gevel kwamen de vormen mede die reeds vanouds het steenen huis, de verdedigbare veste tooiden. De gevelbeëindigingen dier bouwwer ken waren geen sieraden, maar nuttige verhoogingen om erachter te kunnen wegkruipen en den vijand met de haakbus of ander schietwerktuig te kunnen bewerken. Een der zeer weinige in Nederland overge bleven voorbeelden van zulk een verhooging der zij muren boven het dak, kan men te Utrecht zien bij de Mariaplaats. Met wat overdrijving kan men daarom aannemen dat de trapgevel gegroeid is uit de kantee- lingen van het Gothische verdedigbare huis. Deze trapgevel werd geheel tot sieraad, 'want men kon het even goed stellen zonder de trappen. De vorm zonder 126

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 130