ten de vensters, dikke houten kruiskozijnen met lui
ken, niet meer met glas in lood, maar met uitermate
kleine ruiten in houten roedeverdeeling. Een enkele
maal was het gevelvlak verticaal verdeeld met voor
stekende strooken terzijde, zijrisalieten genaamd,
soms ook met de breede middenrisaliet iets voorste
kend. Een eigenaardigheid is dat hij de groen ge
verfde buitendeuren, groote dubbele éénpaneelsdeu-
ren, direct in den steen plaatste, zonder de voor Am
sterdam overigens zoo typeerende omlijsting van een
dik lichtkleurig kozijn. Een anderen opmerkelijken
vorm vinden we aan de stoep, een monumentale breede
stoep recht op den gevel, veelal met een grooten ko-
gelvormigen bal aan beide zijden. We kennen van
hem het monumentale grachtenpaleis Heerengracht
462, waarvan de gevel geheel compleet bewaard is
gebleven, behalve de later gewijzigde vensters en de
eikenhouten deuren, die ten onrechte van de verf ont
daan zijn en donkergroen behooren te zijn. Men ziet
daar ook het ijzeren hek terzijde van de stoep nog aan
wezig. Aan de Keizersgracht bouwde hij een groep van
drie monumentale dubbele heerenhuizen, ware palei
zen. Het linksche verdween op het eind der negen
tiende eeuw om toen plaats te maken voor een kerk
gebouw. Het rechtsche is vrijwel ongewijzigd bewaard
gebleven, behalve dat er later een Amsterdamsche
dubbele stoep voor geplaatst werd en de ramen gewij
zigd werden met groote ruiten, welke toch nog monu
mentaal gebleven zijn, mede door het antieke paarse
glas. Het middelste was haast weg geweest. Toen
eenige jaren geleden de architect erbij gehaald werd,
was de oorspronkelijke stoep, recht op den gevel en
met groote ballen, reeds kapot en weg, was de kop van
den gevel afgebroken maar nog aanwezig en waren
de kozijnen met ramen reeds tot brandhout geworden.
116