kleurstaal, voor de deuren een boomblad, voor de ra men een bosje gras. Om goede bouwkunst voort te brengen is dus noodig: vakkennis opgedaan in het ambacht, begrip van wis kunde, begaafdheid, zin voor het bovenmenschelijke, waarvan de natuur de zichtbare uiting is. Aangezien in de 19e eeuw het ambacht werd tot werk nemer, de wiskunde tot hersenoefening veelal zonder verwijzing naar het doel, het bovenmenschelijke tot wetenschap, vlood de schoonheid en maakte plaats voor leelijkheid, werd de bouwkunst tot techniek en tot gewin. Dit is in het kort een antwoord op de vraag hoe het komt, dat oude bouwkunst schoon is en nieuwe meestal niet. Doch daar is een troost. Oude bouwwerken zijn zoo goed gemaakt, dat zij de eeuwen weerstaan. De bouwwerken van het tijdperk van de diepste inzin king zijn zoo slecht gemaakt, dat hun levensduur nau welijks een menschenleven te boven gaat. Wanneer men nu alleen goede bouwkunst maakt, zal er voor het nageslacht uitsluitend goede bouwkunst overblijven. In dit licht gezien geeft dit boekje een overzicht van het Amsterdamsche woonhuis van den vroegsten tijd tot nu. Amsterdam, Zomer 1941. A. A. KOK.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1946 | | pagina 11