den in hun ordenboeken nog een zesde orde af, 1'ordre
Franfais.
In onzen tiid is het ordenboek nog lang niet van de
baan. Aan I'Ecole des Beaux Arts te Parijs vormt het
den aanloop, het begin van de studie in de architec
tuur. In alle groote steden van den aardbodem ziet
men bouwwerken met zuilen, pilasters, hoofdgestellen
en tympaans, altijd weer aan denzelfden stam ont
leend.
Wanneer we dit weten, kijken we het werk van Phi-
lippe Vingboons en zijn tijdgenooten anders aan. Van
het werk van dezen bouwmeester weten we veel om
dat van hem twee lijvige boeken verschenen, twee
folianten, de een met Nederlandschen, de ander met
Franschen tekst, waarin de door Vingboons gebouw
de huizen en andere bouwwerken volledig zijn af
gebeeld met de voorgevels, de plattegronden met
tuinen en de achtergevels. Zij geven ons tevens een
inzicht hoe de indeeling der huizen was gewijzigd. Bij
de eenvoudige huizen is nog steeds de indeeling met
voorhuis, onderhuis, opkamer en ledige bovenverdie
pingen voor koopwaar. Bij de groote huizen wordt
dit anders. Er ontstaat een gang, waardoor men bin
nenkomt, dus niet meer zoo ineens in het voorhuis, het
woonvertrek. De trap sluit op deze gang aan en ligt
buiten de vertrekken. Daardoor komt in den gevel de
buitendeur, die tevoren steeds in het midden was,
opzij. De vertrekken worden gelijkvloers twee achter
elkaar boven een kelderachtig onderhuis met een
vloer van straatsteen. De achterkamer krijgt van ach
teren licht, in tegenstelling met het oudere huis, dat
van achteren tegen de buren gesloten was. Veelal
komt er achter deze twee kamers een binnenplaats,
waarachter een vertrek over de geheele breedte van
104