HET ONTSTAAN EN DE GROEI VAN BOMMEL
IN DE EERSTE EEUWEN
E linker Rijnarm Vahalis, die de Zuide
lijke oevers van het Insula-Batavorum
bespoelde, was breed en kalm, zegt Tacitus.
Op den Gallischen oever bezaten de Romei
nen hun groote en kleine castella om hün
militaire macht tegenover het volk der
Bataven te handhaven.
Kort voor het begin van onze jaartelling
had de Romeinsche cultuur in deze streken vasten voet
gekregen en nadat de opstandige Bataven zich naar Batua
hadden teruggetrokken stichtten de Romeinen bij Nijmegen
een groot castellum voor het tiende legercorps, waarmee
Cerialis den opstand bedwongen had.
Maar niet alleen hier, ook op andere plaatsen bouwde
dit legioen zijn steunpunten langs een weg ten zuiden van
de Waal, die tot het dorp Rossum deze rivier volgde, ver
volgens den Noordelijken oever van de Maas tot Meeuwen,
om dan naar 't Noorden om te buigen naar Kop van 't land
en Dubbeldam. Behalve de versterkte plaatsen, vermoedelijk
op regelmatige afstanden van twintig kilometer langs dezen
weg gelegen, bewijzen verspreide bodemvondsten, dat zij
ook elders nog hun nederzettingen hadden. Zoo is het niet
onwaarschijnlijk, dat ongeveer op de plaats waar nu Zalt-
bommel ligt een Romeinsche vestiging bestond, want ook
hier werden in 1867 eenige voorwerpen: een rood aarden
lampje en een werktuig uit hertshoorn, uit de rivier opge
baggerd. Tot in de derde en op sommige punten tot in de
vierde eeuw handhaafde deze Romeinsche bezetting zich
op den Zuidelijken oever.
Behalve deze hooger gelegen weg was de streek tusschen
Maas en Waal „bijna geen land" zooals Eumenius het in
De begin-letter werd ontleend aan een Neerologium van de St.
Maartenskerk, aangevangen in 1312.
11