der van Rossums). Zekerheid hieromtrent bestaat er echter
niet, wel is het zeker zijn bezit geweest en heeft hij het vóór
zijn dood overgedragen aan zijn zwager Johan van Isendoern,
zoodat het huis in 1588 door diens schoonzoon Henrick van
Bonenborch bewoond werd (zie afb. 10).
Het is ook bekend dat de maarschalk de stad nogal eens
bezocht, zoo in 1544 toen hij door „Scepenen Burgemeysteren
ende den Proest" in de herberg van Melis Ywenssen ont
haald werd, waarbij slechts 84 pinten wijn geschonken
werden, wat de stad 12 gulden en 12 stuivers kostte!
Een globaal onderzoek doet het vermoeden rijzen, dat we
bij dit kasteeltje te doen hebben met een wijziging van een
ouder en lager bouwwerk met zeer zware muren, dat slechts
bestond uit een breeden, waarschijnlijk reeds overwelfden
doorgang, terwijl aan beide kanten hiervan overwelfde
vertrekken lagen. Het zou als poortgebouw bedoeld geweest
kunnen zijn, onderdeel van een op het achterliggende
terrein te stichten kasteel, dat echter nooit gebouwd werd.
Door den aanleg van een groote bovenzaal, het aanbouwen
van een trappenhuis en het toevoegen van enkele kleinere
vertrekjes kan het daarna tot een woonhuis zijn omge
vormd, waarbij tevens de fraaie ingangspoort werd aange
bracht (zie afb. 28). Een diepgaand onderzoek van het
muurwerk zou op dit punt meer licht kunnen verspreiden.
Wat den stijl betreft, vertoont het gebouw ook een nog ge
heel laat-gothischen opzet, die echter met vroeg-renaissance
ornamenten in het lijstwerk, in de boogvulling en in de
deuromlijsting is verrijkt.
Het huis van Johan van Rossum werd later en in ver
schillende perioden gebouwd. Blijkens een uitvoerige teeke-
ning van omstreeks 1600, waarop de gevel in zijn oorspron-
kelijken staat is weergegeven (zie fig. 9), moet het Oostelijke
deel het oudste wezen en het kan omstreeks 1540 gebouwd
zijn. Het veel eenvoudiger Westelijke deel, waarvan nog een
geheel verminkt gedeelte bestaat, kan uit 1560 of 1565 zijn.
Ook dit gebouw behoort tot de vroegste renaissance. De
rijk geornamenteerde Oostelijke gevel (links) vertoont een
opvallende overeenkomst met het Duivelshuis, dat Maarten
van Rossum in Arnhem liet bouwen, alleen is in den Bom-
melschen gevel de verticale lijn veel sterker geaccentueerd
door de opgaande lijnen van de pilasters, die met hermen
en putti versierd zijn; door den erker met het slanke torentje
en door de barokke topgevels boven de raamtraveeën, met
63