mento mori tot hen spreken: Wij waren eens koningen als
gij, nu vallen wij ten prooi aan de wormen. Zie dat gij tot
inkeer komt voor de dood ook u overvalt. De opschriften
luiden
1°. vorst Och lacy myn, wat sie ic daer
En quam noch nye in zulke vaer.
2°. vorst Wat nu dunct cronen draghë
En mach op dit pas niet meer jaghë.
3°. vorst (Ach mijn waer vlied ic) hene heer
e zeer.
1°. doode (Die) doot die heeft ons dus östelt
Die (over) menschen heeft ghewelt.
2°. doode Conïghê waren wij alstu bist
Nu syn wy wordë der wormë lust.
3°. doode Ghi siet dat ghi noch (onghedeert)
Daer om u haest(elijk bekeert).
Naar de kleeding te oordeelen is deze schildering van om
streeks 1450 (zie afb. 5); 12. In een kapel ten Zuiden van
den toren H. Christophorus; 13. Tegen een der kolommen
een afbeelding van den H. Johannes, die met Maria een
hangend crucifix flankeerde boven het altaar Santé Crucis,
dat in 1501 gesticht werd.
Voor het vervaardigen van het magistraatsgestoelte
werd gebruik gemaakt van de zittingen en twee wangen
van de kanunnikenbanken, die uit het begin der 15e eeuw
dateeren. Hoewel deze banken de oudste overgebleven koor
banken uit Nederland zijn, werd het beeldhouwwerk zeer
zorgvuldig uitgevoerd (zie afb. 6). We vinden er voorstel
lingen op van de H. Barbara met toren; de H. Dorothea met
teenen korfje; den H. Laurentius met rooster; de H. Maria
Magdalena met zalfkoker; de H. Catharina met rad; den
H. Martinus met bedelaar.
Verder is het doopvont nog merkwaardig, dat omstreeks
1500 gemaakt kan zijn en oorspronkelijk in de doopkapel
aan de Noord-Westzijde van de kerk stond. Er komen
voorstellingen op voor van: Adam en Eva; de Ark van
Noach; Abrahams offer; Jacob met den engel; David en
Goliath; Mozes met de Wets-tafelende Besnijdenis van
Jezus; den Doop van Jezus in de Jordaan.
In de Zuidelijke kapel, het Van Balverens koortje of
Heilig-graf genoemd, komen acht versierde kraagsteenen
48