ste gedeelte van de Wester-wijk gekozen (fig. 2), waarschijn
lijk omdat daar het terrein onbebouwd en gemakkelijk te
verkrijgen was. Zij timmerden er hun huizingen en we weten
dat zij in 1450 haar „ecclesia monialum", haar kapel be
zaten (zie afb. 7 ben.) Door de zusters van het Windes-
heimerklooster in Diepenveen werd het na enkele jaren (waar
schijnlijk in 1425) opnieuw ingericht of verbeterd, daar deze
zusters om haar talenten op dit gebied bekend stonden. Zoo
als toen vaak gebeurde, werd ook hier een zuster, Maria
Greven, heengezonden als priorin en zij bleef ongeveer vijf
en twintig jaar deze functie bekleeden.
De naam van nog een derde klooster is ons in deze eeuw
bekend: het Carmelieten-klooster. In 1450 deed heer Joan
van Broickhuysen, uit het geslacht waaraan ook de „Hoff"
van dien naam behoorde, met hertog Arnald van Gelre
een gelofte, om als pelgrim naar Rome en het Heilige land
te reizen. Met het oog op de gevaren aan die reis verbonden,
zonderde hij een deel van zijn bezittingen af, om er in
Bommel een Carmelieten-klooster mee te stichten. Reeds
in het zelfde jaar stierf hij, maar we weten niet of van die
stichting ooit iets gekomen is. In 1512 bestond het in elk
geval niet meer. Onwaarschijnlijk is het niet, dat de gelden
niet toereikend waren en dat men inplaats van een klooster
het Terminarius of Termijnhuis voor de Onze Lieve Vrouwe
Broederschap of Carmelieten van Schoonhoven stichtte,
dat in de Nieuwstraat stond en in den volksmond het „Caent-
genshuys" genoemd werd.
De Godshuizen werden in deze eeuw met het „Manhuys"
vermeerderd, dat we in 1436 voor het eerst ontmoeten en
dat toen een deel van den Begijnhof innam. Dat beiden
tegelijk bestaan hebben is zeker. In 1515 lezen we nog:
„Curia Begynarum ex domibus et areis in die Nystraet
naest dat Manhuys". De aard van deze stichting is ons echter
ook pas uit de zestiende eeuw bekend.
In de vijftiende eeuw zal ook het Gasthuis met de nog
bestaande kerk zijn verrijkt, welke voor de oorspronkelijke
kapel in de plaats kwam.
Behalve het Gasthuis dat we beschreven hebben, werden
er echter ook nog tal van andere Gasthuizen in de stad
gesticht, wat tot een groote verwarring bij de geschied
schrijvers aanleiding gaf. We kennen het Moliaerts-Gasthuys,
het Gasthuys van Suerling, beide in het begin van deze eeuw
gesticht, waarvan het eerste aan het kerkhof lag, evenals
34