opmaken uit een hoogdravend „mengeldicht" dat Jan van
Hoogstraten in 1726 liet verschijnen: „Paraas aan de Waal
of Geldersche Zangnimf". Eerst steekt de dichter de lof
trompet over de „paardjes" in den Gasthuistoren, die daar
elk half uur een „schermutsingh" houden, maar dan gaat
hij verder
„Speelzieke jeugt loop aan: dit lókt het oog van velen:
Dit nood het oor te gast. Dit zal geen oneer teelen,
Min schimp of ergernis verwekken aan 't gezigt,
Door 't schaamtloos naakt van beeld- of schilderwerk ontstigt
In open lugt ten toon gestelt voor yders oogen,
Het Heydendom ontleend, of herwaarts aangevlogen
Gelijk de Waterman voorhenen, veel te plomp
Een sater of Priaep vertoonde aan 't lid der pomp;
Door wyzer overleg, voor die hier water halen,
Het oog onttrokken en het schimpen en vuil smalen
Des vremdelings geweerd, die hier op uit genood,
Uit ydlen waan veel ligt aan kleynigheên zig stoot,
Niet waard het gretig oog daar op te laten dalen.
Maar wat voert nog de pen dus buiten hare palen
Op Zangheldin!"
En in een noot voegt de dichter er zedig bij: „Die voor
eenige jaren de groote pomp te Bommel gezien hebben
hoeven hier geen uitleg van."
We zien dus, dat de „verwonderswaardigheid" der vreem
delingen airede omsloeg in verontwaardiging en smalen en
hiervoor was de magistraat wel zeer gevoelig, ze liet de
pomp veranderen en tien jaar later in 1736 werd deze
definitief vervangen door een natuursteenen variant, een
nog wel „heydensen" stroomgod voorstellend, maar nu
met een keurigen kwijlenden dolfijn als een boa om den hals.
Helaas is deze pomp niet meer in de Gasthuistraat maar in
het Rijksmuseum te zien (zie afb. 25).
In 1781 werden de twee houten pompen uit de Gamersche-
straat vervangen door hardsteenen monumenten, die, minder
leutig, zich beter aanpasten aan den smaak van de deftige
18e eeuw (zie afb. 25).
Tegen het einde van de eeuw volgden de beide pompen
in de Boschstraat, die door nieuwe werden vervangen, terwijl
ook de pomp voor de Vischmarkt niet lang na den bouw
hiervan geplaatst werd (zie afb. 25). In de Nonnen- en Oen-
116