den „Greef van Megensput" met zijn „swengels en eemers"
in de Nieuwstraat en hoewel de put in de Gasthuisstraat
achter de huizen is weggevallen, weten we dat er ook hier
een was, waar op een nacht in 1566 een beeld in verdween,
dat daar in een „huysje" stond.
Met den merkwaardigen put aan de haven mee, waaruit
het water werd opgehaald over den stadsmuur heen, tellen
we er in totaal tien, voor een deel voorzien van den typisch
Gelderschen ophaalboom, voor een deel met een windas
onder een afdakje.
Op één plaats stond echter toen reeds een pomp: in de
Boschstraat tegenover het Rosemarynstraatje, die dus de
oudste is. Hoewel deze, naar den vorm te oordeelen, heel wel
een hardsteenen pomp geweest kan zijn, is het noch de pomp
die in 1711 van Dordrecht werd gekocht voor de Bosch
straat, noch de pomp die hier tot voor kort te zien was.
Een tweede put, ditmaal in de Gamerschestraat, zou in
1646 op verzoek van eenige burgers die daarbij woonden in
een pomp veranderd worden „mits dat de resteerende na
buren die noch niet gecontribueert hebben (tot de contri
butie van de costen daertoe gerequireert) mede aengeslagen
sullen worden. Dat de stat het yser- ende houtwerck aende
put synde behalden sal ende de verdere costen die dan
noch deficieeren mochten betalen sall. Dat oock de na
buren de pomp voers. voortaen thare costen onderhouden
sullen". Zoo'n pomp was dus een coöperatieve aangelegen
heid in die dagen.
Waarschijnlijk is hierdoor een zekere wedijver ontstaan
in het maken van merkwaardige pompen, naar den inval van
al of niet kunstzinnige „naburen", want in een memorieboek
van de familie Trip lezen we: „in de eeuw van 1500 en
1600 en tot 1700 ziin tot Boemel pompen geweest in de
straete door de stadt, van houte manne en vrouwe, gesneden
leventsgroote, tot verwonderswaardigheden van een yder
vremt reysiger, waerdoor de stad wiert vermaert door haer
pompen". De eeuw van 1500 moeten we hierbij echter weg
denken, zooals we zagen.
In 1669 werd zoo ook de put op den hoek van de Nieuw
straat door een houten pomp vervangen, waarbij de „stan
der ende blans met de blaeusteenen" werden weggesleept.
Dat de volksfantasie van de 17e eeuw, die zich bij deze
pompen openbaarde, wel eens de grenzen overschreed, die
het fatsoen van de volgende eeuw zich stelde, mogen we
115
8