;y Op bouwkundig gebied is deze eeuw vooral belangrijk door
de stichting van de nu nog bestaande stedelijke gebouwen en
Godshuizen. Alle: het stadhuis, de waag, de vischmarkt, de
stadspompen, het oude mannen- en vrouwenhuis en het
gasthuis zijn vrijwel geheel in deze periode gebouwd, mede
een bewijs, dat de regenten-families niet alleen de zorg voel
den voor eigen en stedelijke financiën, voor rechtspraak en
onderwijs, maar er ook op uit waren door fraaie moderne
gebouwen, door beplantingen en grootere reinheid van
straten en goten hun stad een waardig aanzien te geven.
Het stadhuis was zooals we reeds zeiden na den stadsbrand
gerepareerd en ten deele vernieuwd. In 1670 besloot de ma
gistraat het te verfraaien door den aanbouw van een nieuwe
trap, om de „voorpaey" te bereiken, waartoe de oude trap
werd afgebroken.
Ook had men toen vermoedelijk reeds het plan om nog
ingrijpender verbouwingen uit te voeren, want in een too-
neelstuk, waarvan een gedeelte bewaard gebleven is en dat
de troebelen voor de komst der Franschen schildert, komt
deze regel voor:
,,De vrouwen staen tot stormen al gereet
Men wagt op mijn bevel, na d'eerste smeet:
De steenen, daer men 't Raethuys mee sou stigten
Die souden ligt een ander werck verrigten!"
In elk geval is het niet bekend waarvoor deze steenen ten
slotte wèl gebruikt werden, voorloopig hooren we er niets
van. Of men nu over de gebouwde trap niet tevreden was, of
dat het werk door de bezetting van de stad en de plundering
van de geldmiddelen niet voltooid kon worden, in 1724
lezen we dat aan den steenhouwer Knoops 1000 gulden
wordt betaald in mindering op wat hem toekwam voor „een
nieuwe puy en vloer op den Raadhuyse". Daar ook op den
nu nog aanwezigen voorbouw, onder de schilddragende
leeuwen, het jaartal 1724 voorkomt, moet deze pui hier be
doeld zijn. Op de reeds genoemde copie van een oude teeke-
ning (fig. 14) zien we dan ook dat deze trap, waarschijnlijk in
eenigszins gewijzigden vorm, voor dit gebouw voorkwam.
In 1759 is echter het gebouw met de gevangenhuizen, die
zich vrij zeker in het eenige deel van het raadhuis bevonden,
dat nu nog achter het vernieuwde gebouw aan de Tolstraat
is overgebleven, zoo bouwvallig, dat reeds geruimen tijd ge-
f
109